Operatieve behandeling bij knieatrose
Operatieve behandeling knieartrose
Bij knieartrose zijn er meerdere mogelijkheden wanneer een conservatieve behandeling niet mogelijk is. Zo zijn er meerdere operaties mogelijk.
De meest ingrijpende behandeling is toch wel de knieprothese. Zo een prothese krijg je alleen niet zomaar. Hiervoor zijn een aantal criteria. Er moet spraken zijn van ernstige knieartrose, een minimale leeftijd van 55 jaar (uitzonderingen worden soms gemaakt), er is geen infectie in de knie of elders in het lichaam en de knieklachten zijn dusdanig erg dat het, het dagelijks leven en dagelijks functioneren beienvloed.
als er aan de bovenstaande criteria wordt voldaan, word het proces in gang gezet. Er wordt een duidelijke diagnose gezet middels MRI of röntgenfoto’s. Vervolgens moet er in samenspraak met de patiënt gekeken worden welke operatie er uitgevoerd gaat worden. Er zijn inmiddels meerdere mogelijkheden. Namelijk een totale knie prothese (TKP) maar ook een halve knie prothese (hemiprothese) wordt tegenwoordig toegepast.
Bij de totale knieprothese wordt er aan de voorkant van de knie een incisie gemaakt van 20 centimeter. De chirurg haalt de aangedane gewrichtsvlakken weg. Vervolgens worden de gewrichtsvlakken op maat gemaakt voor de knieprothese. De knieprothese word in het bot verankert en tussen de metalen delen wordt een kunststof schijf geplaatst zodat het kniegewricht goed kan scharnieren. In veel gevallen wordt de eigen knieschijf weer teruggeplaatst, uit onderzoek blijkt namelijk dat in 10% van de operatie met een kunstknieschijf er complicaties optreden.
Bij een hemiprothese wordt er een incisie aan de zijkant gemaakt. De chirurg beoordeelt de kwaliteit van het kraakbeen en de kwaliteit van de kruisbanden. Vervolgens wordt het versleten kraakbeen weggehaald en wordt er zowel aan de boven als onderzijde een metale prothese geplaatst. Ook bij deze operatie wordt er een stukje kunststof geplaatst.
De levensduur van een knieprothese is heel wisselend. Het is erg afhankelijk van hoe de patiënt er mee om gaat. Zo is overgewicht en zware fysieke activiteiten niet bevorderlijk voor de levensduur. Gemiddeld moet een nieuwe knie tien tot vijftien jaar meegaan. Het is mogelijk om één of twee keer de knie opnieuw te vervangen (een revisie). Vaak wordt gezien dat een revisie tussen de vier en zeven jaar meegaat.
Wanneer een patiënt niet aan de eisen voldoet voor een knieprothese wordt er in sommige gevallen een standscorrectie gemaakt. Vaak gebeurt dit bij relatief jonge patiënten. Deze standscorrectie wordt ook wel VTKO (valgiserende tibia kop osteotomie) genoemd. Met de VTKO operatie wordt er voor gezorgd dat er minder druk op de binnenzijde van de knie komt. Hierdoor slijt de knie minder snel. Tijdens de operatie wordt aan de zijkant van de knie een incisie gemaakt. Vervolgens wordt er in het onderbeen (tibea) een zaagsnede gemaakt. Er wordt nu letterlijk een wig gemaakt om de stand van het kniegewricht te veranderen. Wanneer de wig groter als 10 graden is wordt het opgevuld met botweefsel uit de bekkenkam (illium). De wig wordt vervolgens afgedekt met een plaat en schroeven. Wanneer de wig kleiner is dan 10 graden dan volstaat een plaat met schroeven. Door de standsverandering zal er minder slijtage optreden.
Sinds 2014 is er een nieuwe operatietechniek voor knieartrose, namelijk kniedistractie. Deze operatietechniek wordt al uitgevoerd in een aantal ziekenhuis. Er wordt nog wel veel onderzoek gedaan naar deze methode. Aan de buitenzijde van de knie wordt een metale frame geplaatst. Deze wordt aan het femur en de tibea geplaatst met acht pennen. Vervolgens wordt het frame ‘opgedraaid’ Er wordt gedurende drie dagen ruimte gemaakt tussen de gewrichtsspleet. Totaal wordt er 5 millimeter ruimte gemaakt. Het frame laten ze vervolgens zes tot acht weken zo zitten. Daarna vindt er een tweede operatie plaats waarbij het frame weer verwijderd wordt. Gedurende de zes tot acht weken is het kraakbeen niet belast. Vroeger dachten we dat kraakbeen niet kan herstellen. Uit de onderzoeken over kniedistractie blijkt dat het wel degelijk gebeurd. Hoelang een TKP operatie wordt uitgesteld met een kniedistractie weten we nog niet. Daarvoor is de operatie nog te recent.
Injecties bij knieartrose
Een veelvoorkomende behandelmethode bij knieartrose zijn injecties. Er zijn verschillende injecties beschikbaar en de meningen verschillen over deze injecties. Het heeft uiteraard zijn voor en nadelen.
Één van de injecties die regelmatig worden toegediend zijn corticosteroïden. Corticosteroïden hebben een ontstekingsremmende en pijn dempende werking. de voordelen van corticosteroïden zijn dus pijndemping. De injectie wordt altijd geplaatst door een arts. De injectie werkt echter niet direct. Het kan enkele dagen tot weken duren voor de injectie zijn werk doet. Er zitten ook nadelen aan de injectie: de injectie werkt volgens onderzoek gemiddeld drie maanden en het werkt alleen tegen de pijn. Het kraakbeen herstelt niet van de injectie, sterker nog het kraakbeen kan juist meer beschadigd door de corticosteroïden. Daarnaast is het vlak voor een operatie ook niet meer toegestaan om een injectie toegediend te krijgen. Het verhoogt namelijk de kans op infecties.
één van de bestandsdelen in de knie is hyaluronzuur. Bij knieartrose neemt het hyaluronzuur gehalte af in de knie. Er wordt dan ook regelmatig met hyaluronzuurinjecties gewerkt. Het idee erachter is dat de smering en demping van de knie wordt verbeterd. Echter wordt er ook bij deze injecties gezien dat het effect slechts minimaal is. Wanneer de injectie werkt, werkt het 6-12 maanden en er kant overwogen worden om deze meerdere keren te laten toedienen.
Het UMC is momenteel bezig met een studie over zoledronaat. Zoledronaat heeft effect op de botsamenstelling en wordt vaak gebruikt bij botontkalking. Het UMC is nu aan het testen of het ook effect heeft op knieartose. Er zijn aanwijzingen dat de kwaliteit van het bot ook invloed heeft op de kwaliteit van het kraakbeen. Het doel van het onderzoek is kijken of zoledronaat kraakbeen afbraak tegengaat en pijn dempt.